Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [6]De wachters, die in de stad omgingen, vonden mij: [ik zeide:] [7]Hebt gij Dien gezien, Dien mijn ziel liefheeft? 6. Versta hier onder den naam van wachters zodanige leraars, gelijk die waren, van wie Jesaja zegt, Jes.56:10: Zij zijn stomme honden, zij kunnen niet bassen, of, men kan hier door de wachters verstaan de groten en wijzen dezer wereld, die, ofschoon men hun vraagt waar Christus te vinden is, zulks niet weten te zeggen. Zie Matth.2:3,4. Vergelijk onder, hfdst.5 vs.7. 7. De zin is: Weet gij mij mijnen vriend of Bruidegom niet te wijzen?